In 2010 verscheen van de hand van meestervertaler Vincent Hunink een Nederlandse versie van Tacitus’ Historiën, die kon rekenen op veel bijval. De inzet: het effect van Tacitus’ economische, stekelige kunstproza zo goed mogelijk benaderen in het Nederlands. Reeds toen was het uitkijken naar Huninks versie van de Annalen, over de geschiedenis van de Julisch-Claudische dynastie. In 2015 verschenen enkele gedeeltes daarvan in In moerassen en donkere wouden. De Romeinen in Germanië (Athenaeum-Polak & Van Gennep). Nu ligt Huninks integrale vertaling voor, en het is zonder meer een meesterstuk.
Tacitus hanteert een bijzondere stijl, die in de lijn ligt van de Romein Sallustius en, iets verder in het verleden, de Griekse historicus Thucydides. Het hoofdkenmerk daarvan is bondigheid: geen woord staat er teveel. Tacitus wil het zijn lezers niet te gemakkelijk maken. Eerdere vertalers, die de Annalen vooral als historische bron benaderden, kozen om die reden voor een breedvoerige, expliciterende vertaaltrant. Hunink zet met zijn vertaling de Annalen op de kaart als een literair meesterwerk, dat je niet (alleen) leest om de historische informatie maar om de uitzonderlijke literaire kwaliteiten.
Huninks eigen bewering dat de vertaling ‘de grenzen van het Nederlands’ opzoekt (p. 28), is misschien wat overdreven. Wel hanteert hij een hedendaagse en spannende stijl, waarin plotse tijdwissels, korte zinnen in telegramstijl, en Engelse leenwoorden als killers en lovers een rol spelen, naast de nodige aandacht voor ritme, klank en stijlfiguren. Het resultaat past wonderwel bij Tacitus’ pessimistische schildering van een
theatermaatschappij die in moreel opzicht soms in vrije val lijkt te zijn. Plots besef je waarom de Annalen in het vroegmoderne Europa zo’n relevant boek geweest is – en waarom het dat ook in de 21ste eeuw nog
steeds kan zijn.
De keuze voor het literaire boven het historische laat zich ook op andere manieren voelen. Het boek bevat een uitgebreide inleiding van een twintigtal bladzijden, voornamelijk over thematiek, opbouw en stijl van de Annalen en de gemaakte vertaalkeuzes. Verder zijn er geen verklarende noten of historische achtergronden, wel een uitgebreid namenregister. Er werd gekozen voor een indeling per boek én per jaar (in het origineel vallen deze namelijk niet samen); boek- en paragraafnummers worden steeds aangegeven (slechts een enkele keer ontbreekt er eentje); en korte tussentitels helpen de lezer zich te oriënteren in de tekst. Daardoor is het verrassend gemakkelijk om een welbepaalde passage terug te vinden of een specifieke verhaallijn te volgen.
Toch is dit een boek waarin het vooral heerlijk lezen is. Elke scène, en soms elke zinsnede, kan én moet gesmaakt worden. Als je hart uitgaat naar de Latijnse literatuur, dan moet je dit gewoon gelezen hebben.