15-06-2022 @ 14:30 - 17:30 -
Zoals met de andere Indo-Europese talen heeft het Grieks ook met het Germaans en dus ook met het Nederlands een gemeenschappelijke basiswoordenschat. De toepassing van enkele klankwetten leert hoe we van een Grieks naar een Nederlands woord overgaan.
Maar ook na het opbreken van de eenheid van de Proto-Indo-Europese taal (wellicht ergens in het 4de millennium v. Chr.) is er, in een tweede fase, vooral op het vlak van de woordenschat opnieuw een nauwe band ontstaan tussen het Grieks en de West-Europese talen, door de sterke invloed die het Grieks op de Latijnse woordenschat, en, via het Latijn, indirect ook op die van de moderne talen heeft uitgeoefend. Daarbij gaat het niet alleen om de talrijke rechtstreekse ontleningen, maar om de nog talrijkere leenvertalingen waarbij de componenten van Griekse woorden letterlijk in de overeenkomstige Latijnse en dan vaak verder in de overeenkomstige Nederlandse elementen omgezet worden, waardoor tevoren onbestaande woorden gecreëerd worden. Zo zijn de ogenschijnlijk zuiver Nederlandse woorden die we gebruiken vaak doorslagjes van Latijnse en die weer van Griekse woorden.
In een derde fase heeft ook het Latijn omgekeerd invloed op de Griekse woordenschat invloed uitgeoefend, andere moderne Europese talen hebben dat nadien ook gedaan. Ook daardoor is het vaak heel gemakkelijk om van Nederlands naar later Grieks over te schakelen. Deze drie fasen, van oorspronkelijke gelijkheid en latere toenadering, maken dat we van een echte gedeelde Europese woordenschat kunnen spreken.