Martin Boerman
Aan de klassieke oudheid kwam ook ooit een eind. De westelijke helft van het Romeinse rijk werd in de loop van de vijfde eeuw opgedeeld tussen verschillende ‘barbaarse’ machthebbers, die hun eigen koninkrijken stichtten op wat eens Romeins grondgebied was. Voortaan maakten zij de dienst uit en hadden de Romeinse inwoners van hun machtsgebieden zich te schikken naar wat de nieuwe machthebbers wilden. Hoe gingen de Romeinen met deze nieuwe werkelijkheid om? Hoe verhielden zij zich tot degenen op wie ze eens vol dedain neerkeken, maar met wie ze nu terdege rekening moesten houden? En wanneer hielden Romeinen en barbaren op om vreemden voor elkaar te zijn en kwam er een gezamenlijke identiteit voor in de plaats? In deze lezing wordt ingegaan op een aantal aspecten van dit proces, vooral aan de hand van teksten van tijdgenoten die het meemaakten.